“Onze innovatie kan de wetgeving niet bijhouden.” Een opmerking die steeds vaker klinkt in de vollegrondsgroentesector. Een opmerking die voor ingewijden treffend beschrijft wat het speelveld is en welke afhankelijkheid er is van de overheid en de maatschappij.
Per omgaande
De overheid of de maatschappij of allebei, stellen eisen aan groente. Dat leidt enerzijds tot onderhandelingen met marktpartijen die ingevuld worden via allerhande duurzaamheidscertificering. Laat duidelijk zijn, deze certificering is bovenwettelijk en onderdeel van vraag en aanbod in de keten.
Anderzijds is er wetgeving die al dan niet vanuit Europese kaders, grenzen stelt aan de aanvoer van meststoffen, dwingt tot bizarre vruchtwisselingsschema’s en maakt het onaantrekkelijk om gewasbeschermingsmiddelen toegelaten te houden. Daarnaast volgt de wetgever inmiddels een spoor waarin alle wetten aan elkaar gekoppeld worden: het voldoen aan de nitraatrichtlijn wordt onderdeel van de duurzaamheideisen binnen het GLB bijvoorbeeld. Uit de markt halen of laten halen van gewasbeschermingsmiddelen en maatregelen leidt tot verschraling van het middelen pakket en wijst de teler terug naar een achterhaald pakket waarbij in bijvoorbeeld een verbod op zaadcoating een veelvoud van actieve stof moet worden ingezet met een beduidend slechter resultaat.
En de grootste frustratie is dat dit ad hoc lijkt te gebeuren. Regels gaan zo’n beetje per omgaande in.
Eigen financiering
De vollegrondsgroentetelers zijn in het post-productschap tijdperk een zoektocht gestart naar nieuwe innovatie sporen in de vorm van gezamenlijk collectief onderzoek. Het Spruiten-collectief, de witlofcoöperatie Witcop, het bladgewassencollectief Bladycol, de studieclubs broccoli en bloemkool, telersvereniging RoDeKo zijn daarvoor in het leven geroepen Allemaal in de specifieke context van de gewassen, zijn deze collectieven een antwoord op de zoektocht naar vernieuwing vanuit een eigen behoefte en vanuit eigen financiering. En niet zonder resultaat. De peryhtroïde vrije schema’s zijn door onderzoek in spruiten en sluitkool vervangen door schema’s met selectieve middelen. Het bladgewassen onderzoek leert dat productbehandeling ook in afstemming met de snijderijen mogelijkheden biedt. De broccolitelers hebben geleerd welke groene methoden er zijn om alternaria te beheersen. De witloftelers hebben inmiddels een sectorplan ontwikkeld waarbij de beheersing van ziekten en plagen leunt op biostimulanten en plantversterkers.
Lessen
Echter de lessen die deze collectieve activiteiten leren is dat onderzoek lang duurt. Zeker als je zelf de portemonnee moet trekken, voel je traagheid van onderzoek. Voordat resultaten uit onderzoek toepasbaar zijn, moeten er altijd meerjarige resultaten beschikbaar zijn. Daarbij is een andere les dat groene oplossingen niet één op één een vervanger zijn voor bestaande oplossingen. Integendeel, ‘groene’ oplossingen vragen specifieke kennis over werking, toediening en omstandigheden. Een les die is omgezet in onderzoek.
En de les die het meest pijn doet is dat innovatie van private collectieven blijkbaar niet gewaardeerd wordt door overheid en maatschappij. En dat leidt tot de constatering dat de ‘Innovatie de wetgeving niet kan bijhouden’. Dat betekent voor de vollegrondsgroentetelers een volgende uitdaging: naast innovatie en implementatie in de eigen situatie is het blijkbaar ook van belang om de ontwikkelingen onder de aandacht te brengen bij maatschappij en overheid. Een lastige opdracht omdat communicatie tweerichtingsverkeer is. De sector moet de boodschap goed verwoorden en de maatschappij en overheid moet open staan voor de boodschap. Een combinatie die vooralsnog niet echt van de grond komt maar noodzakelijk is voor succesvolle innovaties.