Eén van de heetste thema’s in gesprekken met telers op dit moment is PlanetProof. Dat is de spreekwijze van de uitgebreide naam ‘On the way to PlanetProof’. Onderweg zijn we zeker.
Natuurlijk staat iedereen achter het idee om duurzaam te produceren. Iedere teler die van zichzelf vindt dat hij bestaansrecht heeft, is continu bezig met een zoektocht naar zo duurzaam en efficiënt mogelijk. Over de keuzes van Stichting Milieukeur en alle adviescommissies en technische werkgroepen kunnen allerlei bomen worden opgezet. Geconcludeerd mag in ieder geval worden dat er ruimte is voor hoor en wederhoor en er is op basis van argumenten veel te bediscussiëren. Er is immers geen absolute norm voor duurzaamheid.
Consument wil zich niet verdiepen in duurzaamheid
Dat certificeringen extra kosten met zich mee brengen, staat als een paal boven water. Extra registratie, extra audits, extra handelingen en extra contributie. Geen probleem als de afnemende partij deze extra kosten te gelde kan maken bij de kieskeurige klantengroep. En net daar gaat het niet goed.
“Consumenten accepteren helemaal niet dat er extra inspanningen worden gedaan, de consument gaat ervan uit dat duurzaamheid standaard onderdeel is van de producten”
Duurzaamheidscertificeringen hebben helemaal geen meerwaarde bij consumenten. Duurzaamheid is onderdeel van het gehele product. Consumenten accepteren helemaal niet dat er extra inspanningen worden gedaan, de consument gaat ervan uit dat duurzaamheid standaard onderdeel is van de producten. Eigenlijk willen consumenten zich helemaal niet verdiepen in duurzaamheid.
Angst voor slechte verhalen
De reden dat certificering in de hele keten wordt opgepakt, is gedreven door angst. Angst voor slechte verhalen in de pers van actiegroepen die leven van het cultiveren van angst. Certificering is niet voor de consument, maar om te voorkomen dat negatieve verhalen op de verkeerde plaats terechtkomen.
De kosten kunnen niet als meerprijs worden doorgerekend en actiegroepen staan klaar om de krant te bellen. Daar moeten mogelijkheden zitten
Rendement kan beter
Daarmee hebben ketenpartijen (en daar horen de supermarkten ook bij) eenzelfde probleem als de telers. De kosten kunnen niet als meerprijs worden doorgerekend en actiegroepen staan klaar om de krant te bellen. Daar moeten mogelijkheden zitten. Denkend vanuit het principe ‘voor wat hoort wat’. Als de extra inspanning niet omgezet kan worden in een meerprijs, dan moet er iets anders tegenover staan: informatie.
Als teler of telersvereniging vraag je in ruil voor het certificaat informatie over de productstromen, derving, out of stock-percentages, doorlooptijden in distributiecentra enz. Want er zijn nog steeds lege schappen en als producten niet beschikbaar zijn, leidt dat direct tot verlies. Wanneer er geen fouten worden gemaakt door teler of inkoper, zijn lege schappen het gevolg van een niet optimale logistiek. En daar is rendement te verbeteren.
Extra punten
De informatie over productstromen vanuit de supermarkt is een basis voor de hele keten om productstromen te optimaliseren. Dan kunnen kosten bespaard worden en kunnen extra punten worden gescoord op het duurzaamheidsrapport, punten voor ketenefficiëntie, foodmiles en het terugdringen van verspilling en energiebesparing.
Duurzaamheid is geen absoluut gegeven en invulling van het duurzaamheidsrapport moeten we niet overlaten aan actiegroepen maar moeten we vanuit de eigen ambitie inhoud geven.
Voor wat hoort wat! Een certificaat in ruil voor informatie.