Klaas Schenk kromp met zijn pootgoedareaal van 40 naar 8 ha. Tegelijkertijd schakelde hij om naar een compleet nieuw teeltsysteem dat hem minder risico’s, meer kilo’s en een hogere kwaliteit moet brengen. “Ik wil gewoon meer aan de knoppen kunnen draaien. Ik ben weer volop aan het ondernemen.”
“Het moet anders. Ik word niet gelukkig als ik zo doorga.” Dat was de conclusie toen Klaas Schenk een lange periode had bijgehouden waar hij zijn tijd aan spendeerde. “Ik kwam op 2500 uur per jaar voor het bedrijf en 1000 uur voor mijn activiteiten buiten het erf. Er bleef amper tijd over voor m’n gezin en ontspanning. Laat staan persoonlijke ontwikkeling.” Die tijdregistratie maakte deel uit van een veel bredere analyse die Klaas van zijn bedrijf had gemaakt. “Ik had de risico’s in beeld gebracht waar ik in de pootgoedteelt mee te maken heb. Mijn conclusie was dat ik maar ongeveer 20% van het resultaat zelf kon sturen en dat de rest afhankelijk is van zaken als het weer, virusaantastingen, een krimpend middelenaanbod, de wispelturigheid van de nacontrole en de prestaties van m’n handelshuis.” Ook zijn financiële situatie speelde een belangrijke rol bij zijn afwegingen. “Het bedrijf was na de overname flink gegroeid en daardoor zwaar gefinancierd. Ik moest een bepaalde omzet draaien om aan mijn verplichtingen te kunnen voldoen. En toen wilde de bank zich ook nog met mijn bedrijfsvoering gaan bemoeien. Het moest intensiever. Terwijl ik zelf eigenlijk meer de duurzame kant op wilde van optimale bodemzorg en biodiversiteit.”
Beddenteelt
Na een lang proces van alternatieven afwegen (waarbij zelfs bedrijfsbeëindiging werd overwogen), gesprekken met deskundigen en zijn partner besloot Klaas tot een drastische koerswijziging. “Ik wilde wel boer blijven maar op een kleinere schaal. Krimpen dus. De hamvraag was of ik dan toch een goede boterham kon verdienen. Dus ben ik gaan nadenken over een teeltsysteem met minder teeltrisico’s en meer grip op opbrengst en kwaliteit. Zo kwam ik uit op beddenteelt met gangbare spoorbreedte voor mijn pootaardappelen en zaaiuien in combinatie met druppelirrigatie. Ook streef ik naar garanties over afzet en prijs maar dat is een kwestie van lange adem. En ik wilde de bank uitschakelen.” Schenk verkocht de helft van zijn eigendomsgrond en ging verder op de huiskavel van 28 ha bij zijn boerderij in Anna Paulowna. In een 1 op 3 bouwplan teelt hij nu acht ha pootaardappelen, vier ha zaaiuien en zaaigraan. Schenk is nog op zoek naar een vierde gewas; in zijn eerste jaar na de omschakeling wordt dat nog even ingevuld met graan.
Intensief rekenen
Schenk ging bij zijn omschakeling niet over één nacht ijs. “Ik heb uitgebreide berekeningen gemaakt op basis van historische gegevens van mijn eigen pootgoedteelt en de kosten van de nieuwe mechanisatie. Zo kon ik uitrekenen hoeveel meeropbrengst ik nodig had. Dat heb ik gecombineerd met informatie uit verschillende bronnen over de resultaten van beddenteelt. Maar ik heb ook veel aannames moeten doen.” Uiteindelijk was Klaas’ conclusie dat de gewenste meeropbrengst in het pootgoed haalbaar was. “Met beddenteelt heb je 20% meer planten per hectare en een betere verdeling. Er is minder invloed van instraling op de temperatuur en de vochthuishouding in een bed is beter. Een eventueel neerslagtekort vang ik op met de druppelirrigatie.”
Nauwkeurig proefrooien
Schenk teelt nu voor drie verschillende handelshuizen negen rassen op acht ha. “Daar ga ik nog wel wat in saneren”, lacht hij. Bij de aanpak van de teelt bleef weinig bij het oude. Klaas teelde altijd al vanuit miniknollen maar levert in de nieuwe situatie af op PB 3; vroeger was dat PB 4. Het pootbed wordt gemaakt met een standaard Struik beddenfrees met een werkbreedte van 180 cm. Het planten doet hij met een De Wulf beddenplanter. Deze machine plant met een snarenbed drie rijen op 44 cm afstand bij een pootdiepte van 15 cm. De plantafstand kan per rij worden gevarieerd maar in het eerste jaar hanteert Schenk overal 16 à 17 cm. Schenk: “Ik ga dit jaar eerst maar eens heel nauwkeurig proefrooien om te kijken welke verschillen er zijn tussen de buitenste en de middelste rij. Misschien dat ik dan in de toekomst ga werken met verschillende pootafstanden.” Overigens heeft Schenk al wel variaties in plantafstand aangebracht tussen bedden.
De slangen voor de druppelirrigatie worden gelijk met het poten aangebracht. Schenk maakte daarvoor zelf een constructie op zijn beddenplanter. Vooralsnog dient hij met de slangen alleen water toe. “Fertigatie komt later. Ik moest een keer stoppen met investeren”, grijnst hij. Klaas investeerde ook al in een opslagbassin voor hemel- en bronwater. Overigens heeft hij door de relatief natte zomer zijn druppelirrigatie dit jaar niet hoeven gebruiken.
Nieuwe en aangepaste mechanisatie
Bij het bemesten en de gewasbescherming gebruikt Schenk gangbare mechanisatie maar voor de oogst waren nieuwe machines onontkoombaar. Een tweerijige loofklapper werd met een nieuwe set even lange haken geschikt gemaakt voor de beddenteelt; ook kreeg de machine een gewijzigde loofafvoer. Ten tijde van ons interview (net voor de oogst) kon Schenk melden dat de loofklapper goed heeft voldaan. De machine is ingezet na twee keer volvelds spuiten; na het klappen volgde nog een derde bespuiting. “De loofdoding was sowieso niet zo moeilijk dit jaar”, vindt de pootgoedteler. “Het weer werkte mee en het gewas was al aardig op z’n retour.”
Voor het rooien kocht Klaas een zwadrooier van Engelse makelij; de machine stond ten tijde van het interview nog bij de dealer voor een aantal aanpassingen. De rooier krijgt een aangepaste bek en wordt omgebouwd van zijafleg naar middenafleg. “Er zit een multi-SEP reinigingsunit in want ik wil de aardappelen schoon in het zwad hebben”, licht de akkerbouwer toe. Oprapen van de knollen gebeurt met een omgebouwde aardappelrooier en naast rijdende kistenwagen.
Schenk kwam er nog niet aan toe om de spoorbreedte van zijn selectiekar aan te passen. “Ik heb weer ouderwets te voet geselecteerd” lacht hij. “Met acht hectare is dat prima te doen. En in de rijsporen is het goed lopen.”
Afzet en prijs
Zoals gezegd streeft Schenk niet alleen naar minimalisatie van risico’s en maximalisatie van kilo’s en kwaliteit maar ook naar garanties voor afzet en prijs. Dat bleek minder makkelijk te realiseren dan de uitgebreide aanpassingen van de mechanisatie. “Ik heb met al mijn handelshuizen gesprekken gevoerd, maar prijsafspraken bleek nu nog een brug te ver. Wel heb ik voor één ras een hectarecontract kunnen afsluiten.” In de toekomst zou Schenk het liefst de vaste leverancier willen worden van hoge kwaliteit pootgoed voor een aantal collega’s. Zover is het nu nog niet. “Maar de eerste contacten zijn gelegd.”
Nog nooit zo vrij gevoeld
Bijna aan het eind van zijn eerste teeltseizoen kijkt Schenk met een positief gevoel terug op de omschakeling. “Het planten ging prima en het gewas is mooi egaal opgekomen. Ze kwamen niet eerder boven dan bij collega’s, maar ze moeten dan ook door 15 centimeter grond. Toch meende ik een effect van een betere opwarming van het bed te zien. En de gewasontwikkeling ging verder prima.” Als we na het interview een paar pollen oprooien zien we een mooie egale sortering. “Er zitten vrijwel geen groffe tussen; precies wat de bedoeling was”, constateert Schenk tevreden. Voor bespiegelingen over de kilogramopbrengst vindt hij het nog te vroeg.
Niet alleen landbouwkundig is er veel veranderd op Schenk ‘s akkerbouwbedrijf. Ook de hele beleving van zijn bedrijfsvoering kreeg een enorme opkikker. “Ik heb me nog nooit zo vrij gevoeld. Ik ben volop aan het ondernemen maar m’n tijdsbesteding is veel meer in evenwicht. Het werk is nu wel eens klaar en ik red vrijwel alles in m’n eentje. De oogst doe ik straks samen met mijn vrouw. Die paar werkbare dagen die we nodig hebben, komen altijd wel. Knoeien in de grond, wat vroeger nog wel eens gebeurde, hoeft niet meer.” En de rust die de omschakeling bracht komt ook de teelt ten goede. “Ik kan spuitmomenten nu perfect plannen en het lukt om 2 keer week door al mijn aardappels te lopen.”
Ondanks de ingrijpende veranderingen heeft Schenk weinig last van stress. “De omschakeling is wel spannend. Maar het is spanning waar ik energie van krijg. Ik kan nu aan veel meer knoppen draaien om risico’s te verminderen. En ik ben niet meer afhankelijk van de bank. Alles wat je hier ziet is afbetaald. Ik heb de nieuwe situatie van tevoren intensief doorgerekend. Ik hou straks meer geld over dan toen ik 80 hectare bewerkte.”
Tekst en beeld: Anko Postma
Educatiecentrum waterbeheer
Als het aan Schenk ligt verrijst er in de nabije toekomst een educatiecentrum voor agrarisch waterbeheer op zijn erf. “In dit gebied is verzilting vanuit de Waddenzee een serieus probleem maar dit speelt op nog veel meer plaatsen. Samen met collega’s, het waterschap en de Provincie willen we een centrum opzetten voor kennisontwikkeling over mogelijke oplossingen.” Op zijn kavel zouden systemen aangelegd kunnen worden voor bijvoorbeeld ondergrondse opslag van zoet water, samengestelde drainage en andere manieren om zoet water vast te houden en verzilting tegen te gaan. “We moeten in de toekomst ook zoet water gaan oogsten”, aldus Schenk.
Precisielandbouw en biodiversiteit
Behalve in nieuwe teeltsystemen heeft Schenk ook interesse in de rol van biodiversiteit op het akkerbouwbedrijf. Daarom doet hij mee aan een WUR-project waarin een app wordt ontwikkeld voor het kiezen van een geschikt gewas voor het inzaaien van akkerranden en spuitsporen. In Schenk ‘s uien zijn de spuitsporen ingezaaid met gewassen als boekweit, facelia en een mengsel van zomergraan, klaproos en korenbloem. Studenten doen wekelijks insecten waarnemingen. Nog 15 andere akkerbouwers uit Noord-Holland doen mee aan het project.
Sinds 2021 draait Klaas ook mee in het Nationale Platform Precisielandbouw (NPPL). In zijn uien en pootaardappelen wordt de waterbalans gemonitord met verschillende bodemvochtsensoren die op afstand worden uitgelezen. De metingen worden gebruikt om de sensoren te vergelijken en (in de toekomst) voor het aansturen van de druppelirrigatie.