Eén goed geplaatste hap van een insect en een plant kan niet meer verder groeien. De spruitentelers van het Spruiten Collectief zijn daarom hard op zoek naar nieuwe manieren om te telen met zo min mogelijk chemische middelen. ‘Het beleid gaat veel sneller dan de innovatie.’
Tekst: Femke de Jong
Foto: Arno Hoogwerf/ANP
Artikel ovegenomen van Vrij Nederland www.vn.nl
Dit verhaal is ook te beluisteren.
Van een afstandje lijken de donkergroene weelderige spruitenplanten op het proefveld van het Spruiten Collectief net buiten het Zuid-Hollandse Puttershoek er goed bij te staan. Dichterbij kom je bedrogen uit. De bladeren van de planten direct rechts van de ingang zitten vol gaten, erboven dansen witte vliegjes. De bladeren van de planten links zitten onder de zwarte smurrie – honingdauw – als bedankje van de luizen. Ook de spruitjes op de stam zitten onder. ‘Onverkoopbaar,’ volgens Kasper Kleijwegt, oprichter van het Spruiten Collectief. Hij tilt een blad op en aan de onderkant zit een grijs plakkaat, eitjes van de melige koolluis.
De spruitkolen op het proefveld laten zien waarom gewasbescherming nodig is. Wereldwijd zou zonder bescherming ongeveer 40 procent van de totale gewasopbrengst verloren gaan door ziekte, plagen of onkruid. Toch streeft de EU naar een halvering van chemische pesticiden in 2030 en de Nederlandse overheid wil dat boeren dan telen zonder emissie en chemische resten.
Hierdoor zien boeren hun mogelijkheden om plagen te bestrijden afnemen. Oude bestrijdingsmiddelen worden verboden en nieuwe middelen, zowel chemisch als niet-chemisch, zijn door de strengere eisen moeilijker te krijgen. Een middel moet namelijk niet alleen effectief, maar ook veilig zijn – wat ook voor natuurlijke bestrijdingsmiddelen niet vanzelfsprekend is. Telen zonder chemische middelen is zo makkelijk nog niet.
Op het proefveld van het Spruiten-Collectief testen ze hoe effectief nieuwe bestrijdingsmiddelen zijn tegen plaaginsecten en schimmels. De spruitentelers doen dat gezamenlijk om de risico’s te spreiden. Ze onderzoeken onder andere hoe feromonen van insecten kunnen helpen en gebruiken nieuwe pesticiden en spuitschema’s. Een eindje verderop staan spruitenrassen die resistent zijn tegen schimmel.
NIET ZO MAKKELIJK
Als vervanging van chemische pesticiden zijn er vijf opties, zegt Jolanda Wijsmuller, strategisch manager biologische middelen bij chemiegigant Bayer. Als eerste zijn er plantextracten en producten op basis van micro-organismen om ziekten en plagen mee te bestrijden. Dan zijn er feromonen, bedoeld om insecten te verwarren of weg te vangen. Ook zijn er nuttige insecten die schadelijke insecten opvreten of parasiteren. En als laatste is er de ontwikkeling van gewassen die resistent gemaakt zijn tegen ziekten of plagen.
Verder is er nog zoiets als ‘geïntegreerde gewasbescherming’. Op papier klinkt dat simpel, legt Willem Jan de Kogel, onderzoeker gewasbescherming bij Wageningen University & Research, uit: zorg voor gezonde, ongevoelige of resistente gewassen en geef ze voldoende voedingsmiddelen en water zodat ze goed groeien, zorg voor variatie in het veld en per jaar om zo ziektes en plagen te remmen en voor natuurlijke akkerranden om natuurlijke vijanden te huisvesten. En let goed op, zodat je op tijd kan ingrijpen als het fout gaat, het liefst zo plaatselijk mogelijk en met niet-chemische middelen. ‘Maar in de praktijk is dat niet zo makkelijk,’ zegt De Kogel. ‘De overstap is een heel proces en de vraag is ook of je dezelfde productie en kwaliteit als gangbaar kan produceren.’ En niet onbelangrijk: het proces is voor elke teelt weer anders.
Dat ondervinden ook de boeren van het Spruiten Collectief. Na zes jaar onderzoek naar duurzaam telen is de voornaamste uitkomst ‘dat er geen voor de hand liggende oplossingen zijn’, zegt Ulko Stoll, begeleider van het collectief. Het is ingewikkeld om alle processen te snappen: het gedrag van de planten, insecten, schimmels, de invloed van het weer. Ze hebben allemaal invloed op elkaar en geen jaar is hetzelfde.
In de kantine leggen Kleijwegt en Stoll uit wat spruitkool zo bijzonder maakt. Kolen, zoals spruitkool, staan lang op het land, soms wel van april tot en met februari. ‘Deze gewassen maken van alles mee,’ zegt Kleijwegt. ‘Alle plaaginsecten en alle weersomstandigheden.’
Wie een kool goed bekijkt, ziet dat de bladeren over elkaar heen nestelen, alleen oude bladeren zijn meer open. Hier kruipen de insecten graag tussen, ‘een optimaal klimaat voor allerlei narigheid’, zegt Stoll. Dit maakt ook het bestrijden van die narigheid lastig. Bij spruitkool is het moeilijk om het bestrijdingsmiddel overal te krijgen: er zijn veel plekjes waar een insect zich kan verstoppen.
Ideaal gezien zouden Kleijwegt en Stoll een insecticide gebruiken dat de plant opneemt. Zodat ook een insect doodgaat dat aan de binnenste bladeren van de over elkaar genestelde bladeren knaagt. Maar die zijn er niet in een biologische variant.
WEERBAARDERE PLANTEN
De noodzaak voor het bestrijden van plagen begint al vroeg in het seizoen. In het voorjaar zijn aardvlooien het grootste probleem. Die kunnen de jonge planten flink beschadigen. Eén goed geplaatste hap van een insect en de plant kan niet meer verder groeien. Dus moeten de boeren al vroeg beginnen met spuiten. En zelfs dan overleeft op sommige plaatsen een deel van de planten het niet.
En het blijft niet bij aardvlooien. Ook koolmotten, koolvliegen, koolwittevliegen, trips, bladluizen en melige koolluizen komen langs. En dat zijn dan alleen nog maar de insecten. ‘Wat we nu onderzoeken,’ zegt Stoll, ‘is hoe je in de aanvang de plant kunt beschermen zodat die weerbaarder en vitaler is en minder vatbaar voor narigheid.’
Het bedrijf Blomitec, een recente spin-off van Universiteit Utrecht, richt zich op het gebruik van micro-organismen in de teelt om planten weerbaarder en vitaler te maken. ‘Wanneer er gunstige micro-organismen om de zaden zitten, krijgen ziekteverwekkers geen kans’, vertel Mohammadhossein Ravanbakhsh, wetenschappelijk directeur van Blomitec. Hij zoekt uit welke goede bacteriën en schimmels er in de grond aanwezig zijn, en geeft ze een boost door ze te voeden met prebiotica, voedingstoffen zoals suikers, vitaminen en mineralen die micro-organismen helpen te groeien.
Onder meer door de zaden met prebiotica te omhullen, maar ook door het uitstrooien van prebiotica over de akker. De goede micro-organismen geven de slechte dan geen ruimte en maken de planten weerbaarder. Bovendien is voor het gebruik van prebiotica geen langdurig registratietraject nodig, boeren kunnen het gelijk gebruiken.
Ook de timing van bestrijden is van belang: ‘We zijn altijd bezig met wat het meest effectieve moment is, net als de minimale hoeveelheid die we moeten spuiten’, zegt Kleijwegt. Ze gebruiken bij het Spruiten Collectief een model dat met behulp van onder andere het weer voorspelt wanneer de volgende generatie koolvliegen uit het ei kruipt. Zo kunnen ze precies op het moment ingrijpen dat het nodig is, en de schade kan worden beperkt.
MEER SPUITEN
Wat vaker terugkomt in het gesprek met Kleijwegt en Stoll op de spruitenboerderij is het gebrek aan effectiviteit van biologische pesticiden. Een goed voorbeeld is de bestrijding van slakken. Dat doen ze al tien jaar met biologische middelen, maar dat vroeg wel om een andere aanpak.
Vroeger strooiden ze het slakkenmiddel net voordat er regen was voorspeld. Wanneer de slakken bij regen tevoorschijn kwamen, stuitten ze gelijk op het middel en gingen dood. Het biologische middel lost echter op als het regent. ‘Dus wanneer je strooit als je regen verwacht ben je te vroeg. Je moet dus heel goed timen, en pas strooien wanneer het weer droog is,’ zegt Kleijwegt. Daarnaast lopen slakken minder snel tegen het middel aan door een gebrek aan lokstoffen.
Soms maakt de verminderde effectiviteit dat ze meer moeten spuiten. Zoals bijvoorbeeld met het door het collectief gevonden alternatief tegen luis en koolwittevlieg. Het is minder effectief dan wat ze van de chemische middelen gewend waren. Maar zolang ze het meerdere keren achter elkaar spuiten, werkt het goed. ‘De eerste keer zie je er niet zo veel van,’ zegt Kleijwegt, ‘maar na de tweede, derde, vierde of vijfde keer gaat het werken.’ Meerdere keren spuiten maakt het echter wel prijzig. De bestrijding kost de boer zo vier keer zo veel.
Niet alleen het gebrek aan effectieve bestrijding speelt de boeren parten, ook de strenge eisen van de supermarkten maken het ingewikkeld. Zij willen groenten en fruit zonder vlekjes erop én met zo min mogelijk resten van pesticiden. Ze zijn hierin strenger dan de wettelijke limiet. Op zich geen probleem, want de meeste middelen breken snel af, maar sommige slecht afbrekende pesticiden hebben geen goed alternatief. Met twee of drie keer spuiten gaan boeren over de maximale grens van de supermarkt, maar niet over de wettelijke limiet. ‘Dat is irritant,’ zegt Kleijwegt, ‘want je wilt een goed gewas telen. Als je vervolgens de laatste bespuiting niet kan uitvoeren, kost dat veel uitval en extra werk om de spruiten uit te sorteren.’
TRAAG PROCES
Er zijn dringend nieuwe effectieve bestrijdingsmogelijkheden nodig, maar die vinden is niet zo eenvoudig. Het ontwikkelen kan wel tien tot twintig jaar duren.
Dit geeft de boeren angst. Op het moment verdwijnen snel veel chemische pesticiden, zonder dat er goede alternatieven zijn. ‘Je kunt wel zeggen dat we in een transitieperiode zitten,’ zegt Wijsmuller, ‘maar niet dat we over tien jaar de chemie aan de kant kunnen zetten.’ De middelen die daarvoor nodig zijn, hebben we nog niet. Dat wil niet zeggen dat er geen onderzoek naar is. ‘Heel veel universiteiten en spin-offs zijn bezig met onderzoek naar middelen van natuurlijke oorsprong.’
‘Het beleid dat nu gevoerd wordt, gaat veel sneller dan de innovatie,’ zegt Kleijwegt.
Zo zijn er veelbelovende RNA-pesticiden. De ontwikkeling hiervan is inmiddels zo ver dat het eerste product in het registratieproces zit. Het is afwachten wanneer ze op de markt komen, zegt RNA-pesticidenonderzoeker Aline Koch van Hohenheim Universiteit in Duitsland. ‘Het hangt af van hoe de autoriteiten RNA-pesticiden beoordelen.’ Als natuurlijk product, chemisch of als iets ertussenin. Wel verwacht Koch dat zodra het eerste product is toegelaten anderen snel volgen.
RNA-pesticiden zijn gebaseerd op een oud verdedigingsmechanisme van planten tegen virussen. Door RNA-moleculen op planten te spuiten, beschermen onderzoekers de planten tegen virussen, insecten, en schimmels waarvan het RNA met de dat van de moleculen overeenkomt. Omdat deze exactovereen moeten komen, zijn de nieuwe RNA-pesticiden heel specifiek. Koch: ‘Dit vermindert de kans dat het andere organismen doodt en maakt ze veiliger voor de omgeving.’
SOMBERE TOEKOMST
Bij het Spruiten-Collectief rijden we naar een paar velden verderop, hier staan de spruiten van Kleijwegts reguliere teelt. We zien donkergroene weelderige spruitenplanten. In tegenstelling tot de planten op het proefveld zien deze planten er ook van dichtbij goed uit. Bladeren zonder gaten en weinig tot geen eieren van luizen aan de onderkant van de bladeren. En het belangrijkste: gezonde felgroene spruitjes aan de stam.
Of dit in de toekomst ook zo is, is nog maar de vraag. ‘Het beleid dat nu gevoerd wordt, gaat veel sneller dan de innovatie,’ zegt Kleijwegt. ‘Daar zit een gat tussen wens en realiteit.’ Het beleid is erop gericht om over zeven jaar geen middelen meer te gebruiken die resten achterlaten op het gewas. Maar dan zijn nieuwe gewasbeschermingsmiddelen die aan alle eisen voldoen er nog niet. Zonder die middelen kunnen boeren hun teelt niet beschermen, en is er geen oogst.
Dat gaan zij en ander telers niet afwachten, zeggen Kleijwegt en Stoll. Wat dat betekent? Ze stappen over op iets dat ze wel kunnen beschermen, zoals aardappelen of uien. Geen spruiten dus, en waarschijnlijk vallen er ook een hoop andere groente weg. Dat is pas echt een probleem.
Over redacteur Femke de Jong
@plantandzo
Femke is wetenschapsjournalist en werkte als postdoc aan verschillende onderzoeksprojecten op het gebied van de planten biochemie en moleculaire genetica.