De zorgen van de tuinder over de toekomst van meerdere teelten zijn groot. Deze uit zich in boosheid richting Den Haag, Brussel, milieuorganisaties of de grachtengordel. De boosheid komt voort uit onmacht om de continuïteit van de productie van aanvaardbare groente. Een aanvaardbaar volume van afdoende kwaliteit lijkt niet meer mogelijk.
Tegenstelling
De reden dat de kwaliteit en het volume niet meer kan worden gerealiseerd is niet alleen de hoeveelheid regels, maar ook de tegenstelling in de regelgeving. En die tegenstellingen leiden tot beslissingen die ten koste gaan van de productie. De beheersing van luizen in sla en kool is een goed voorbeeld. Tot circa 5 jaar geleden beschermden de telers de sla en de kool door het zaad in afgesloten omstandigheden te behandelen met een minimale hoeveelheid chemisch middel. Echter de toepassing op het zaad is verboden met als gevolg dat de teler nu een bestrijding in het veld moet uitvoeren met een veelvoudige hoeveelheid. Dat doen telers met een selectief middel dat de natuurlijke vijanden, zoals zweefvliegen in leven laat. Echter dit middel gaat volgend jaar verdwijnen zonder dat de zaadbehandeling weer mogelijk wordt gemaakt. De reden dat dit selectieve middel niet meer wordt verkocht is dat de leverancier geen energie stopt in het ontwikkelen van een dossier voor de Europese markt. De fabrikant constateert dat de Europese regels ingewikkelder zijn dan elders en dat de wijzigingen in regels te snel gaan.
CO2 footprint
Regels t.a.v. verduurzaming leiden tot inefficiënt grondgebruik, tegelijkertijd worden er eisen gesteld aan efficiëntie van grondgebruik om de CO2 footprint te verminderen. Dit soort tegenstellingen zijn er steeds meer en dat maakt de teler boos.
De teler voelt in zijn handelen een maatschappelijk opdracht om voldoende, veilige en gezonde voeding te produceren.
Maatschappelijke verantwoording
De achtergrond van de boosheid ligt nauwelijks in een economische drijfveer. De teler van tegenwoordig is immers ondernemer genoeg om een onderneming te starten en te laten groeien die iets anders produceert dan kool of sla. De drijfveer van de boosheid kent een diepere motivatie. Een motivatie die drijft op maatschappelijke verantwoording. De teler voelt in zijn handelen een maatschappelijk opdracht om voldoende, veilige en gezonde voeding te produceren. Een opdracht die ontwikkeld is na de tweede wereldoorlog waarin de maatschappij stelde dat er ‘Nooit meer honger’ mocht worden geleden. Alle scholing, innovatie, kennis en infrastructuur in de agrarische sector is ingericht om aan die opdracht te voldoen.
Belemmerd
Echter nu stelt diezelfde maatschappij eisen die niet in lijn zijn met de opdracht. De maatschappij heeft geen andere opdracht maar gaat op de stoel zitten van de uitvoerder. En daar zit de onderliggende drijfveer van de boosheid: de teler voert een maatschappelijke opdracht uit maar wordt door de maatschappij belemmerd om de opdracht uit te voeren. De telers weten maar al te goed dat de nieuwe eisen leiden tot slechte kwaliteit en voedseltekort. Echter die kennis en ervaring komt niet aan en dat voedt de boosheid.
Een jonge bloemkooltuinder verwoorde het mooi: op de vraag waarom teel je bloemkool was het antwoord: “Ik hou gewoon van bloemkool.” En dat is de drijfveer: telen met passie en gedrevenheid. Niet omdat het leuk is om in de grond te modderen en aan afdekdoek te trekken maar omdat tot in de vezels gevoeld wordt hoe het is om van een plantje van 10 gram met alle passie en expertise een gezonde en lekkere bloemkool te telen.
Ik hou gewoon van bloemkool.
De tuinder is boos uit onmacht. Onmacht omdat hij zijn maatschappelijke verantwoording niet kan nemen. Deze boosheid zou zich kunnen uiten in berusting met als resultaat lege schappen, lege magen en maatschappelijke onrust. De negatieve gevolgen voor de maatschappij zijn groot als de boosheid niet gehoord wordt. De tuinder is terecht boos en het is zaak om die boosheid goed te verwoorden en te gebruiken. En het is noodzakelijk dat de maatschappij de boosheid accepteert.