Knolvoet (Plasmodiophora brassicae) is een van de belangrijkste ziekten van kool. De ziekte komt al sinds de middeleeuwen voor in Europa. In de tweede helft van de negentiende eeuw heeft de ziekte er in Rusland toe bijgedragen dat de oogst door knolvoetaantasting voor een groot deel verloren ging. Het was begin 1900 dat wetenschappers de oorzaak van knolvoet vonden en het de wetenschappelijke naam Plasmodiophora brassicae gaven.

Weersomstandigheden

Hiermee is maar aangeven dat de ziekte al sinds lange tijd heerst onder de kooltelers en dus niet als een modeverschijnsel af en toe op doemt. De oorzaak van het feit dat de ziekte zich het ene jaar meer laat gelden dan het andere komt volledig door de weersomstandigheden van het desbetreffende jaar.

Met name vocht en warmte (welke schimmel houd hier niet van) zorgen ervoor dat de schimmel zich prima kan ontwikkelen en zich zo kan laten gelden in de diverse koolgewassen. Ook dit kenmerkt zich door deze weersomstandigheden waardoor de aantasting van knolvoet zeer groot te noemen is. 

Voorkomen

Knolvoet is chemisch (nog) niet te bestrijden. Wel wordt hier volop mee geëxperimenteerd met wisselende succes. Zelf experimenteren vraagt de nodige kennis middelen hebben veelal een toelating nodig om toegepast te kunnen worden. Ook wat betreft voedselveiligheid dient de nodige voorzichtigheid in acht te worden genomen. Ter voorkoming van besmetting moet een zeer ruime vruchtwisseling van 4 tot 7 jaar worden aangehouden en moeten ook de kruisbloemige onkruiden, zoals herderstasje, te allen tijde goed bestreden worden. Indien knolvoet zich aandient doet men er goed aan geen twee teelten per seizoen op dergelijke percelen te zetten. Op kleigrond kan knolvoet tijdelijk worden tegengegaan door de pH te verhogen. Door het toevoegen van kalk en of toedienen van kalstikstof kan men soms tijdelijk effect zien maar dit is zeker niet afdoende. 

Natte omstandigheden

In de vroege teelten hebben is er vaak minder last van knolvoet. De grondtemperatuur is dan nog relatief laag is. Knolvoet kan bij temperaturen tussen 10 en 35°C groeien, maar ontwikkelt zich pas goed bij een grondtemperatuur van boven 15°C. De optimale temperatuur voor knolvoet is tussen 20 en 25°C. Verder houdt deze ziekte van een natte omstandigheden en een lage pH. Op grond met een pH van 7,2 of hoger komt haast geen knolvoet voor. Eenmaal besmette grond wordt nooit meer knolvoetvrij, omdat de rustsporen nooit hun kiemkracht verliezen. 

Resistente rassen

De knolvoet resistente rassen zijn een welkome aanvulling op het assortiment, zeker voor diegene welke met knolvoetbesmetting te maken hebben kan dit een prima keuze zijn voor het bouwplan. In jaren met veel knolvoetbesmetting is dit vaak niet afdoende en komt knolvoet ook hier op grote schaal voor. Hiermee is het echter niet gezegd dat deze rassen totaal niets doen, de hoge mate van waarin knolvoet zich ontwikkeld in jaren als deze gaat de resistentie te boven. Mogelijk zijn de komende jaren weer gunstig voor de teelt.

Deel dit bericht