Erwinia is in de pootaardappelteelt een ziekte die nog regelmatig voorkomt en waarbij de beheersing de nodige inspanning vraagt. In dit artikel wordt ingegaan op de levenscyclus en besmettingsmogelijkheden. Een goede beheersing begint bij inzicht in de ziekte.
Zes soorten
De ziekteverwekkers van zwartbenigheid en stengelnatrot zijn diverse Erwinia soorten. Deze zijn onderverdeeld in zes soorten binnen het geslacht Dickeya, waarvan tenminste twee soorten in Europa stengelnatrot en zwartbenigheid in de aardappel kunnen veroorzaken. De klimaatsomstandigheden bepalen in hoge mate welke Erwinia soort gaat domineren. Erwinia (sub)soorten worden in oppervlaktewater aangetroffen. E. carotovora is de enige die in lage dichtheden lang ( > 1 jaar) in de grond kan overleven. Als poters sterk geïnfecteerd zijn met Erwinia’s, kunnen knollen wegrotten voordat de spruiten boven komen. Dit wordt bevorderd door een lage zuurstofspanning in de grond na sterke regenval of als grond is verdicht. Soms blijft de infectie in de knol beperkt tot een donkerbruine verkleuring van het stoloneind of van het vaatweefsel. Zwartbenigheid gaat van seizoen tot seizoen uitsluitend met pootgoed over. In het veld kunnen deze ziekten worden verward met zwartbeenachtige verschijnselen en/of verwelking veroorzaakt door roodrot en de aardappelziekte.
Levenswijze
De diverse Erwiniasoorten hebben naast de aardappel meerdere waardplanten. In het veld worden planten geïnfecteerd via zieke buurplanten, opspattend regenwater en door besmette insecten. Uit proeven is gebleken, dat Erwina zich via de lucht kan verspreiden, waarschijnlijk door aerosolen (= zeer kleine waterdruppels). Beschadigingen die in het loof ontstaan door machines, harde wind of insectenvraat dienen als invalspoorten. Bij het rooien worden knollen via lenticellen en wondjes geïnfecteerd. De kans op infectie neemt toe bij aanwezigheid van aangetaste knollen. Indien in of op het loof aanwezig, kan na loofvernietiging opbloei van Erwinia’s op het afstervende loof plaats hebben. Verdere besmetting kan optreden bij bewerkingen tijdens de bewaring, bij het poten en andere veldwerkzaamheden. Tijdens de bewaring kunnen besmette knollen tot rotting overgaan en andere knollen besmetten. Erwinia kan slechts kort overleven op de oppervlakte van muren en vloeren van bewaarplaatsen, van verpakkingsmaterialen en op apparatuur en machines.
Voorkomen/bestrijden
Een probleem is dat de ziekteverwekkers langdurig verborgen in het gewas en geoogst product kunnen voorkomen. De effectiviteit van de bestrijding door het uitselecteren van zieke planten in de pootgoedteelt wordt daardoor sterk gereduceerd. Door zorgvuldig selecteren van zieke planten wordt de ziekteverwekker op een zo laag mogelijk niveau gehouden. Houdt het bedrijf zo schoon mogelijk door alleen pootgoed aan te kopen dat gezond is, met gekende herkomst en gekeurd. Vaak zijn de zichtbaar zieke planten maar het topje van de ijsberg. Beheersing van Erwinia’s is een complexe aangelegenheid. Er dienen tal van maatregelen te worden genomen en voorschriften nageleefd die ieder op zich enig effect geven.
– gebruik zoveel mogelijk (partieel) resistente cultivars,
– ga verslemping van gronden tegen; zorg voor een goede afwatering,
– teel geen pootaardappelen op verdichte percelen,
– zorg voor een optimale bemesting; een hoge stikstofgift leidt tot een weelderig gewas met een hogere kans op versmering.
– beregen of irrigeer niet met besmet (oppervlakte-) water; met beregenen blijft er een risico bestaan op beschadiging van planten waardoor stengelrot kan optreden.
– verwijder zieke planten in het veld, met name vroeg in het groeiseizoen,
– verwijder rotte knollen bij de oogst,
– oogst als laatste percelen met zieke planten en rooi onder droge omstandigheden
– reinig machines, transportmiddelen en inschuurapparatuur na gebruik grondig,
– voorkom beschadigingen bij het poten, het rooien, vervoer, inschuren en verwerking
Verzameld door Ulko Stoll
Aantastingsbeeld
Zwartbenigheid
De stengel begint te rotten vanuit de rottende moederknol en kleurt zwart. De zwartverkleuring kan alleen betrekking hebben op het onderste stengelgedeelte, maar ook kan de gehele stengel zwart kleuren. De aangetaste stengel verspreidt een visachtige lucht. De topblaadjes van aangetaste stengels worden donker groen-grijs, rollen zich vanuit de bladranden naar boven toe op, vergelen en kort daarop verdort de gehele stengel; Aangetaste stengels zijn stijver dan normaal, hebben een steile bladstand, en doordat ze achterblijven in groei worden ze door het loof van gezonde stengels overgroeid en aan het oog onttrokken. De aangetaste stengel sterft uiteindelijk altijd vervroegd af.
Knollen van zwartbeenzieke planten vertonen een donker gekleurd rot dat vanuit het stoloneind de knol binnendringt en zich traag of niet verder uitbreidt en scherp is afgegrensd van gezond weefsel. Minder algemeen is een beginnende aantasting van lenticellen die ieder moment in natrot kan overgaan. Soms is niet meer dan en donkerbruine verkleuring van het stoloneind of van het vaatweefsel aanwezig. Er zijn duidelijke rasverschillen.
Stengelnatrot
Bij stengelnatrot kan de stengel op ieder niveau tussen de moederknol en de top beginnen te rotten. Het rot kan zich verder ontwikkelen zodat de gehele stengel donker verkleurt. Het rot kan ook lokaal blijven en de stengel sterft dan alleen af boven de aantasting gelegen deel van de stengel. Er kunnen dan onder de lesie nieuwe scheuten worden gevormd. Typisch is dat onder droge omstandigheden topblaadjes op het warmst van de dag verwelken en zich later weer herstellen. Bij warm sterk drogend weer kunnen ze echter verbranden en necrotisch worden. Moederknollen van zieke planten en van planten met tijdelijke verwelking kunnen een zeer waterig geurloos rot ontwikkelen. Stengelnatrot treedt vooral op in warme jaren. Bij op de grond liggende stengels in een gelegerd, zwaar gewas komen vaak op uitgebreide schaal op stengelnatrot gelijkende verschijnselen voor die door alle drie genoemde Erwinia-soorten veroorzaakt kunnen zijn.