De persberichten over duurzaamheidscertificering die wisselen elkaar zo’n beetje dagelijks af. Dan roept het CBL op tot een duurzaamheidscertificaat. Vervolgens weet Stichting Milieukeur de aandacht te vestigen op Planet Proof. En Albert Heijn doet de deur open voor andere supers om mee te doen aan ‘Beter voor‘ certificering. Blijkbaar is er wat aan de hand.
Voor de telers is het wel duidelijk: de certificeringen komen onder aan de streep allemaal neer op het formaliseren van zaken die gedaan worden om te verduurzamen. De certificering zorgt voor bewustwording en registratie. De maatregelen kunnen redelijk eenvoudig op elkaar gelegd worden. De verschillen zitten in de aanpak. In de aanpak blijkt een certificaat van een ketenpartij betere mogelijkheden te bieden om te overleggen. Een certificaat van een derde partij is weliswaar onafhankelijk maar kan leiden tot overvragen van partijen die buiten de keten staan. En in de praktijk blijkt dat bij onafhankelijke certificaten geen meerprijs is te realiseren. Ondanks beloften van retailers die duurzaamheid zeggen financieel te ondersteunen is de praktijk dat inclusief prijzen worden geoffreerd waarin de meerprijs nauwelijks zichtbaar is.
Ketencertificering brengt mee dat de keten met elkaar aan tafel zit en praat over randvoorwaarden in maatregelen en over randvoorwaarden in prijs.
De persberichten duiden op angst om een positie te verliezen. Met de marktomstandigheden van vandaag biedt dit kansen voor de leveranciers van groenten aan de supermarkt. De partij die zijn certificaat belangrijk vindt, zal ook de verantwoording moeten nemen voor financiering van de kosten die de teler maakt. En de teler kan zijn poot stijf houden. Certificering kan alleen als er een meerprijs wordt gemaakt. De zeggenschap verschuift naar de teler.