Fotosynthese zorgt dat de plant energie krijgt. Energie is nodig voor de plantontwikkeling en voor opslag in de vruchten. De mate van fotosynthese is bepalend voor de hoeveelheid energie in een plant. Wanneer fotosynthese te meten is dan kan gestuurd worden op optimale plantengroei. Vooralsnog zijn er geen handzame meters die continu fotosynthese meten maar met wat ingewikkelder apparaten is meten van fotosynthese is wel mogelijk. In één van de projecten binnen Kas als Energiebron wordt zo’n apparaat ingezet om fotosynthese te meten en dat levert mooie inzichten op.

Energiestroom
Het apparaat dat de fotosynthese meet is van het bedrijf Plant Lighting uit Bunnik. Plant Lighting opereert op de grens van wetenschap en praktijk met als doel wetenschappelijke kennis naar de praktijk te brengen. Govert Trouwborst is onderzoeker bij Plant Lighting en gaf inzicht in zijn onderzoeken in aardbeien op de open dag tuinen op het Delphy Improvement Center afgelopen mei.
Het apparaat dat de fotosynthese meet, meet de door lichtreactie opgewekte energie stroom d.m.v. chlrofoyl reflectie. Ook meet het apparaat via donkerreacties de CO2 opname. Er is gedurende de projectperiode in 2018 en 2019 gemeten op lichte en donkere dagen.

Maximum
Er zit een maximum aan de hoeveelheid licht die een aardbeien plant efficiënt kan omzetten blijkt uit het onderzoek. Er treedt lichtverzadiging op wanneer op het bladniveau rond de 1000 µmol PAR. Rond half april vertoonden de topbladeren schade aan fotosynthesesystemen maar de bladeren wisten zich te herstellen. De fotosynthese-capaciteit blijkt afhankelijk van het seizoen. Tussen begin en eind april stijgt de capaciteit van de fotosynthese. De CO2 opname is uiteraard ook gemeten. Er blijkt een verzadiging te zijn rond 800 ppm CO2. Bij aanwezigheid van een scherm kan het interessant zijn om deze te sluiten bij 800 µmol PAR om schade te voorkomen. Verhoging worteltemperatuur door substraatverwarming blijkt in dit onderzoek geen effect te geven op de fotosynthese/huidmondjesopening.

Huidmondjes
Een hogere instraling in combinatie met een oplopende VPD heeft geen effect op de huidmondjes. Bij 1000 µmol/m2/s PAR blijven de huidmondjes open staan. De gelige bladeren doen nog verbazend goed mee maar bij hoge VPD lijken de huidmondjes eerder te gaan sluiten dan bij de groene bladeren. Een VPD beneden 2 kPA voorkomt huidmondjessluiting.Het proces van plantengroei is complex. Weliswaar is er kennis van de processen maar sturing geven aan de plantenprocessen vraagt de nodige kennis. Nieuwe apparatuur en nieuwe inzichten maken precisieteelt mogelijk. Onderzoek levert nog steeds nieuwe informatie op.

PAR
Planten kennen een andere gevoeligheid voor licht van verschillende golflengten. Bij groene planten is de gevoeligheid voor rood licht het hoogst en voor groen het laagst. Alle fotonen, van blauw tot rood (400 tot 700 nm), worden gebruikt voor de fotosynthese, maar dit gebeurt niet voor elke foton met hetzelfde rendement. Men spreekt hier van een ‘plantgevoeligheidskromme’. Sinds eind 2004 worden groeilampen gespecificeerd in µmol. Ook alle garanties worden op µmol waarden afgegeven. Dit groeilicht wordt aangeduid met de afkorting PAR en is de enige betrouwbare maat om aan te duiden of een lamp geschikt is voor fotosynthese. Hoe hoger de PAR-waarde per Watt, des te efficiënter de lamp. Daarom specificeert men voor alle ‘groeilampen’ de PAR, uitgedrukt in micromol fotonen per seconde (µmol/s).

VPD
VPD staat voor Vapor Pressure Deficit (dampdrukverschil kPa). VPD is het verschil tussen de hoeveelheid vocht die in de lucht zit en de hoeveel vocht de lucht mogelijk zou kunnen bevatten als het verzadigd is. Het VPD van het blad is het verschil tussen de waterdampdruk in het blad (gerelateerd aan de bladtemperatuur) en de waterdampdruk van de omringende lucht. De VPD streefwaarde ligt tussen de 0,5 en 1,2 kPa. De bovengrens is gewas afhankelijk. Onder een waarde van 0,5 kPa kan de plant bijna niet verdampen door de hoge luchtvochtigheid. Bij hoge VPD waarden (>1,2 kPa) gaat de verdamping sneller dan de plant het vocht kan opnemen. Ter bescherming zal de plant zijn huidmondjes sluiten. Door de sluiting van de huidmondjes kan de plant echter geen CO2 opnemen. Hierdoor zal de fotosynthese geremd worden. Sturing is mogelijk door sensoren 
die een combinatie van planttemperatuur, omgevingstemperatuur en relatieve vochtigheidsmetingen vastleggen.

PAR
Planten kennen een andere gevoeligheid voor licht van verschillende golflengten. Bij groene planten is de gevoeligheid voor rood licht het hoogst en voor groen het laagst. Alle fotonen, van blauw tot rood (400 tot 700 nm), worden gebruikt voor de fotosynthese, maar dit gebeurt niet voor elke foton met hetzelfde rendement. Men spreekt hier van een ‘plantgevoeligheidskromme’. Sinds eind 2004 worden groeilampen gespecificeerd in µmol. Ook alle garanties worden op µmol waarden afgegeven. Dit groeilicht wordt aangeduid met de afkorting PAR en is de enige betrouwbare maat om aan te duiden of een lamp geschikt is voor fotosynthese. Hoe hoger de PAR-waarde per Watt, des te efficiënter de lamp. Daarom specificeert men voor alle ‘groeilampen’ de PAR, uitgedrukt in micromol fotonen per seconde (µmol/s).

Deel dit bericht