De koolgalmug veroorzaakt in de laatste tien jaren een toenemende schade in koolgewassen. Het praktijkonderzoekscentrum voor land- en tuinbouw in Vlaanderen Inagro heeft daarom in 2019 en 2020 samen met een aantal CSA (Community Supported Agriculture) biologische telers, plantenkwekerij Koster, de Pherobank en Howitec Netting BV onderzoek gedaan naar de beheersing van de koolgalmug.

Contarinia nasturtii

De koolgalmug (Contarinia nasturtii) is een muggensoort uit de familie van de galmuggen (Cecidomyiidae). Deze bijna 2 mm lange galmug leeft maar een paar dagen en legt eieren op de stelen of in de holten van de hartbladeren van planten uit de familie van de kruisbloemigen. De larven tasten het bladweefsel en de groeipunt aan. Door deze aantasting ontstaat draaihartigheid. Ook onkruiden behorende tot de kruisbloemigen, zoals herderstasje, witte krodde, kruidkers en gewoon barbarakruid worden door de koolgalmug bezocht.

Levenscyclus

De koolgalmuggen worden doorgaans in mei-juni gesignaleerd, wanneer deze na overwintering in de grond, uit de poppen komen. Aangezien de levensduur van de koolgalmuggen kort is (3-5 dagen), zoeken ze zo snel mogelijk naar een partner om te paren. Na het paren leggen de vrouwtjes elk wel zo’n 100 eieren in clusters van 2-50 eieren bij de hartjes van de planten. De eieren zijn klein en doorzichtig en komen na 1-6 dagen uit. Uit deze eieren komen larven van ca. 2 mm lang, die zich voeden aan de basis van de hartbladeren. De levenscyclus van de koolgalmug is 24-31 dagen, afhankelijk van het weer. Bij stil en warm weer is de koolgalmug het actiefst. Onder de 15 °C is de koolgalmug weinig actief. Aangezien de koolgalmug van mei- tot eind september actief is, kan gerekend worden op 3-5 generaties per jaar. De laatste generatie larven overwintert in een ingesponnen coconnetje in de grond en verpopt daarin.

Schade

De larven van de koolgalmug voeden zich aan de basis van de hartbladeren. Tijdens het vreten produceren de larven een stof die resulteert in gezwollen plantweefsel, abnormale groei en bruin kurkachtig wondweefsel. Dit wondweefsel is kenmerkend voor de aantasting van de koolgalmug. De sapstromen van de plant en de vorming van de hoofdstengel worden hierdoor verstoord. Dit heeft tot gevolg dat er sprake is van draaihartigheid (jonge bladeren die gedraaid blijven groeien), harteloze planten (het hart van de bladeren sterft af en gaat rotten bij vochtig weer) en meervoudige scheuten en koppen.

Problematiek

De koolgalmug is moeilijk waar te nemen door zijn verborgen levenswijze. Bovendien hebben de larven meestal de plant al verlaten op het moment dat de schade duidelijk zichtbaar wordt. Daarnaast zijn de larven van de koolgalmug niet gemakkelijk te onderscheiden van andere larven. In tegenstelling tot de larven van de koolvlieg of koolmineervlieg hebben de larven van de koolgalmug geen zwarte monddelen. Door de snelle ontwikkeling en meerdere overlappende generaties gedurende het teeltseizoen én de combinatie met een lage schadedrempel, is het moeilijk de koolgalmug te beheersen. 

Monitoring

Om een inzicht te krijgen in de populatie-dynamiek kan men feromoonvallen gebruiken. Hiermee worden de mannetjes gevangen en deze kunnen worden geïdentificeerd met behulp van een microscoop. Ook als gewassen afgedekt zijn, wordt er aangeraden vallen te plaatsen. Dit om te bepalen wat het beste moment is om de werkzaamheden, bijvoorbeeld het wieden, uit te voeren. Als de druk hoog is, is het raadzaam om te wachten vooraleer de netten te verwijderen.

Beheersen

Het advies om de koolgalmug in het perceel te beheersen is als volgt:

  • Houd de omgeving van de kolen onkruidvrij; op onkruiden uit de kruisbloemfamilie legt de koolgalmug ook eieren.
  • Vermijd gedurende minstens twee jaar gevoelige teelten (broccoli, bloemkool, koolrabi) van juni tot september.
  • Vernietig aangetaste planten zo snel mogelijk na de oogst om een opbouw van de populatie te vermijden
  • Pas ruimtelijke gewasrotatie toe, aanbevolen wordt > 1 km

Feromoonverwarring en inzet van natuurlijke vijanden worden in Amerika ook onderzocht, maar blijken nog te duur of onvoldoende efficiënt voor toepassing in de praktijk. 

Dé oplossing voor biologische telers
Voor biologische telers blijft er dan maar één oplossing en dat is het afdekken met fijnmazig insectengaas. Bij een aantal CSA-telers zijn de lichtgewicht insectengazen Ornata addu 80100, Ornata addu 5080 en Ornata light van Howitec Netting BV getest. Naast effectiviteit is er ook gekeken naar gebruikersgemak. De Ornata addu wordt geprezen door zijn soepelheid en mooie aansluiting op de grond en biedt een voldoende bescherming tegen de koolgalmug; zelfs bij hoge druk. Ornata light is gladder en stugger in gebruik, maar biedt een sluitende bescherming tegen de koolgalmug. Verder blijkt Ornata light in de praktijk sterker te zijn dan de Ornata addu, alhoewel de UV-stabiliteit van de Ornata addu weer beter is; de keuze is aan u!

Conclusie

De koolgalmug wordt in bepaalde regio’s een steeds groter probleem en daarom is monitoring zeer belangrijk. Voor een goede beheersing van de koolgalmug moet je de omstandigheden voor vermeerdering en overleving van het insect zo veel mogelijk beperken en gewassen (in het gevoelige stadium) afdekken met een lichtgewicht fijnmazig insectengaas van Howitec Netting BV.

Auteurs: Femke Temmerman, Inagro en Anton Hulsegge, Howitec Netting bv

Deel dit bericht