Een veldje met slaproeven en op een aantal velden bloemenranden met witte bloemetjes. Deze bloemenranden zijn bedoeld als huisvesting voor Gaasvliegen. De larven van de Gaasvliegen eten dan weer de luizen op. Een mooi voorbeeld van de ontwikkeling van ideeën gedurende de looptijd van een project. Vier jaar geleden bij de start van het topsectorproject ‘Duurzame teelt van bladgewassen en knolselderij’ was de belangrijkste opdracht het zoeken naar groene schema’s ter beheersing van luizen waarbij de middelen vooral selectief moeten zijn. Op de bladgewassendag afgelopen maart heeft Tim Knol van Koppert de geesten rijp gemaakt voor een benadering waarin natuurlijke vijanden de luizen bestrijden.
Toelating
De zoektocht naar luisbeheersing is gedurende de loop van het project geïntensiveerd. Door enerzijds het besef dat enkel groene schema’s geen wenselijk resultaat gaan geven en de constatering dat de toelating van het belangrijkste luizenmiddel niet verlengd dreigt te worden. De mogelijkheden van natuurlijke vijanden is bij Koppert al flink wat jaren bekend en ver doorgevoerd in de praktijk van de glastuinbouw. Echter de open teelt is wat halsstarriger. Simpelweg zijn er te veel factoren die niet beïnvloedbaar zijn om de toepassing uit de bedekte teelt zo maar te kopiëren naar de open teelt. Dat neemt niet weg dat onderzoek altijd welkom is. Immers nee is ook een antwoord.
Luizen
In de proef die Vertify uitvoert in de ijsbergsla is de bloemenrand geplant naast een aantal sla objecten. Planten is noodzakelijk omdat gezaaide bloemenranden in groei achter zullen blijven bij de sla. In deze geplante bloemen worden Gaasvliegen uitgezet. Koppert produceert Gaasvliegen en heeft ruim ervaring in het uitzetten en de momenten van uitzetten. De larven van de Gaasvliegen verplaatsen zich naar de sla en eten de luizen op. De proefvelden zijn 12 meter breed en aan weerskanten staan bloemen. De larven zullen zich dan 6 meter moeten verplaatsen om de luizen te kunnen bestrijden.
Het onderzoek loopt nog en de laatste tellingen worden in de loop oktober gedaan.
De denkrichting om natuurlijke vijanden te stimuleren en in te zetten is interessant genoeg om te onderzoeken. Dat betekent echter nog geen praktijktoepassing. Zelfs bij een succesvolle werking zullen de producenten in de slag moeten met de afnemers, immers als de luizen zijn verdwenen maar er zitten larven van Gaasvliegen in de sla wordt de partij evengoed afgekeurd. Al zijn de larven nog zo duurzaam het keuringsprotocol leidt tot afkeur. Dit fenomeen gaan we in de nabije toekomst nog heel vaak tegenkomen. Duurzaam product dat niet past in bestaande processen en protocollen of dat tegengesteld is aan andere maatschappelijke ambities. Onderzoeksresultaten al zijn ze nog zo succesvol zijn nog geen garantie voor een succesvolle toepassing.
Zweefvlieg (Episyrphus balteatus)
Zweefvliegen zijn middelgrote insecten, met een opvallende geel-zwarte lichaamstekening, lijkend op die van een wesp. Ze steken niet. De larven van de zweefvliegen voeden zich met bladluizen. De volwassen Zweefvliegen kunnen preventief worden ingezet mits er voedsel in de vorm van bloemennectar en/of stuifmeel aanwezig is. Anders dan bijen gebruiken zweefvliegen deze voedingsstoffen alleen voor hun eigen behoeften, niet om de larven te voeden. De meeste zweefvliegen hebben een korte tong en daarom zijn ze vooral te vinden op bloemen waarin de nectar niet te diep ligt, zoals composieten en schermbloemen. De larven van de Episyrphus balteatus zijn 10 tot 20 mm lang, hebben een zacht, transparant lichaam en lijken op naaktslakken. De poppen lijken op taps toelopende slakkenhuisjes.
Levenscyclus en werkzaamheid
De larve van de Episyrphus kan tot de verpopping, na één tot twee weken, 400 tot 700 bladluizen verorberen. Tijdens de jacht bewegen de larven zich met een schommelend bovenlichaam voort, zoekend naar hun prooi, die zij vervolgens met speeksel vasthouden en uitzuigen.
De larven zijn al vanaf een temperatuur van 8ºC actief. Een relatieve luchtvochtigheid boven de 60% heeft een positief effect op de werkzaamheid van de Episyrphus-larven. Als aan alle voorwaarden is voldaan komen de geleverde poppen komen binnen circa 5 dagen uit en kunnen na 6 tot 8 dagen de eerste eieren worden verwacht.
Inzet en doseringDe Episyrphus balteatus kan ingezet worden tegen alle soorten bladluis op planten met een glad oppervlak. De planten moeten wel nectar en stuifmeel voortbrengen als dagelijks voedsel voor de zweefvliegen. Gezien de grote mobiliteit van de zweeflieg is het aantal uitzetpunten van ondergeschikt belang. Het is wel belangrijk dat het op droge plekken wordt uitgezet.
Gaasvlieg (Chrysopidae)
De verschillende soorten gaasvliegen bereiken een lichaamslengte tot ongeveer twee centimeter en een vleugelspanwijdte van ongeveer drie centimeter. Alle soorten hebben verhoudingsgewijs grote en transparante vleugels met enigszins gelijkvormige vleugelcellen waaraan de Nederlandse naam te danken is. Ondanks de grote vleugels zijn alle soorten slechte vliegers die een fladderende vlucht hebben. Het borststuk en het achterlijf worden in rust geheel onder de vleugels geborgen maar aangezien de vleugels transparant zijn is het lichaam altijd goed zichtbaar. Gaasvliegen bezitten relatief grote, bolle ogen die vaak een metaalachtige glans hebben. Wereldwijd zijn er ongeveer 1200 soorten gaasvliegen bekend, waarvan er ongeveer 20 in België en Nederland voorkomen. Regelmatig wordt een nieuwe soort ontdekt of wordt de indeling (taxonomie) van de gaasvliegen aangepast aan recente inzichten. Verschillende bronnen geven betreffende de taxonomie van de gaasvliegen soms verouderde informatie.
De volwassen gaasvliegen eten zowel bladluizen als nectar en stuifmeel van planten. De wormachtige larven leven voornamelijk van bladluizen. Gaasvliegen worden hierdoor gezien als zeer nuttige insecten, zowel de larven als de volwassen insecten. De Chrysoperla carnea is een gaasvlieg die wordt ingezet als biologisch bestrijdingsmiddel tegen bladluis. De volwassen Chrysoperla carnea vliegen eten stuifmeel en honingdauw en zijn niet roofzuchtig, maar de larven staan bekend als uitermate vraatzuchtig en voeden zich met wel 70 verschillende insectsoorten. De inzet van Chrysoperla is uitermate geschikt voor een acute bestrijding van bladluis en is geschikt voor laagblijvende gewassen.
Een Chrysoperla vrouwtje legt honderden kleine eieren met een snelheid van 2 tot 5 per dag. De eieren van de gaasvlieg zijn ovaal en worden door het vrouwtje aan de onderkant van bladeren en in de buurt van de bladluishaarden gelegd. De eieren zijn in het begin lichtgroen maar worden in een later stadia grijs. De eitjes komen uit binnen 3 tot 6 dagen en de vraatzuchtige larve van ca. 1 millimeter lang is geboren. Een volwassen exemplaar is groen van kleur. Indien er geen voedsel (stuifmeel en honingdauw) meer aanwezig is in de planten zullen de volwassen exemplaren wegvliegen het is dus belangrijk om in de gaten te houden of er nog voldoende Chrysoperla gaasvliegen aanwezig zijn. De totale levenscyclus is bij de juiste omstandigheden zo’n 4 weken. Bij hogere of lagere temperaturen wordt de voortplanting van de Chrysoperla carnea sterk beïnvloed.