Dat gewasbescherming in Nederland een hot issue is en voorlopig zal blijven behoeft geen toelichting. Telers in grondwaterbeschermingsgebieden, de gebieden rond drinkwater-winningen, hebben te maken met extra beperkingen in de middelenkist. Om de drinkwaterbronnen van bedrijven als Vitens en Brabant Water te beschermen, zijn de toelatingseisen van met name herbiciden, maar ook fungiciden en insecticiden voor die gebieden een stuk zwaarder waardoor veel middelen in deze gebieden niet of minder gebruikt mogen worden. Ook komt voor dat fabrikanten van middelen de toelating voor grondwaterbeschermingsgebieden niet aanvragen, omdat de kosten van het noodzakelijke extra onderzoek niet opwegen tegen de extra verkoopopbrengsten.
Stoppen
In november 2022 nam de Tweede Kamer met een nipte meerderheid zelfs een motie aan die “verzoekt de regering om het gebruik van bestrijdingsmiddelen in grondwater-beschermingsgebieden te stoppen”. Het is de vraag of deze motie gaat worden uitgevoerd, maar het illustreert wel de grote druk die er op staat. Sommige provincies en drinkwaterbedrijven suggereren dat gangbare telers voor de teelt op percelen in grondwaterbeschermingsgebieden omschakelen naar biologische productie. Dat zou immers een groot verschil maken m.b.t. de uitspoeling van risicostoffen naar de drinkwaterbronnen. En – zo is de gedachte – het kan gepaard gaan met betere saldi. Dat zou betekenen dat gangbare en biologische teelt op één bedrijf naast elkaar plaatsvinden.
Ervaring
Wat zijn telerservaringen met zo’n combinatie van bio en gangbare teelt? De gebroeders Jan en Ronald Herbert in Zeewolde telen zowel biologische als gangbare spruitkool. Naast honderden hectares gangbare spruitkool wordt door de Herberts jaarlijks op ruim 60 hectare lichte kleigrond van het biologische akkerbouwbedrijf Erf BV biologische spruitkool geteeld. Op bezoek in Zeewolde spreken we ondernemer Jan Herbert, Theo Heijboer (bedrijfsleider Erf) en Cok van der Maarl (Agrifirm). Elk jaar telen de Herberts op andere hectares. Bij spruitkool is het namelijk raadzaam voorzichtig te zijn met continuteelt én met verkeerde vruchtwisseling, besmetting met bijvoorbeeld cyste-aaltjes ligt op de loer, ook na bietenteelt. Maar ook koolvlieg en aardvlooien overwinteren in de bodem. Heijboer: “Gras/klaver is een prachtige voorvrucht maar kan ook problemen geven zoals emelten en aardvlooien, dat maakt het een lastig verhaal.”
Via een zogenoemde ‘groene brug’ kunnen besmettingen trouwens ook uit groenbemesters van de buurman komen.
Aardvlo
Wat betreft plagen zijn de rupsen van het koolmotje en koolwitje, die het blad en spruitjes van de spruitkool aanvreten nog wel biologisch onder de duim te houden met Bt’s (Bacillus thurigiensis) en eventueel Tracer. En tegen luizen zijn er meestal wel genoeg natuurlijke vijanden al moeten die wel in stand worden gehouden.
Maar de aardvlo, een keversoort, is een in omvang snel toenemende plaag voor spruitkool, overigens wereldwijd. Bij deze plaag zijn het niet de larven maar de volwassen kevers die de meeste schade aanrichten omdat ze de bladeren aanvreten. In de gangbare teelt worden hiertegen Gazelle, Sivanto en pyrethroïden ingezet. In de biologische teelt wordt soms Tracer ingezet maar dat middel staat ter discussie bij bio en de afnemers zijn er ook niet gek op. “En je wilt toch ook eigenlijk geen NeemAzal, dat mag in bio wel maar is ook breedwerkend, doodt ook de nuttige insecten, én is duur. Maar als de schade van één insect zo groot is moet je daarin keuzes maken.”, aldus Van der Maarl. “We zullen meer naar de bodem moeten kijken, waar de larven zitten. Er is vanuit Koppert een interessante bodembehandeling in beeld, die gaan we komend jaar testen.”
Omdenken
Biologisch en gangbaar combineren op één bedrijf heeft méér consequenties: machines, waaronder spuitmachines moeten residuvrij blijven. Onkruidbestrijding wordt bij de Herberts in zowel de gangbare als de biologische spruitkoolteelt met schoffelen gedaan. Een innovatie richting cameragestuurd schoffelen is weliswaar mogelijk maar kost meer arbeid.
En als verwerking en verpakking op het bedrijf gebeurt, zoals bij Herbert, zal er een logistiek gescheiden lijn moeten zijn. “Ervaring met biologische teelt brengt wel een ‘omdenken’ op gang”, aldus Van der Maarl. “Bio en gangbaar kruipen naar elkaar toe. We pikken allerlei dingen uit de biologische teelt mee voor de gangbare teelt. Bijvoorbeeld over de tragere werking van organische mest ten opzichte van kunstmest. Je moet meer gaan meedenken met de natuur.” En Theo Heijboer vult aan: “Biologisch is ook moeilijker en uitdagender. Bovendien worden de SKAL-normen regelmatig aangescherpt; zo staat nu de toelating van vinassekali ter discussie, terwijl spruitkool kali-minnend is. En bij de bemesting dient ten minste 70-75% van de A-meststoffen van biologische oorsprong te zijn, de rest mag uitsluitend van niet-intensieve gangbare veehouderij komen, allebei steeds minder beschikbaar”.
Al met al is het lastig om de kwaliteit van biologische spruitkool op peil te krijgen en te houden. Jan Herbert: “De schade door aardvlooien is een stuk groter, daardoor moet een relatief groot deel van de oogst worden afgevoerd als veevoer. De meeste biologische spruitkool gaat naar de industrie, terwijl de versmarkt prijstechnisch interessanter zou zijn. Maar de retail wil enerzijds topkwaliteit en anderzijds geen passende prijs betalen”.
Eric Hees, CLM Onderzoek en Advies