Regelgeving heeft veel effect op de bouwplannen in het Noord-Oostelijk zandgebied. Daarbij zijn er kader stellende regels en GLB-regels die leiden tot vergoedingen. De neiging bestaat om met name de regelgeving voor vergoedingen sterk uit te vergroten. Maar dat is niet altijd logisch. “Niet iedereen hoeft mee te doen aan de Olympische spelen van de eco-regeling” stelt Roelof Naber van Delphy. De basispremie en een goed bedrijfsplan voor de eigen vruchtwisseling is belangrijker dan kosten maken om de bedrijfsvoering aan te passen aan de eco-regelingen. En stelt Naber: “een eigen visie op de bedrijfsvoering blijkt betrouwbaarder dan de regelingen voor vergoedingen.”

Slim bouwplan

Een belangrijk kader stellende regel zit versleuteld in de mestwetgeving: voor zand- en lössgronden geldt dat 1 maal per 4 jaar een rustgewas per perceel moet worden geteeld in de periode 2023 t.m 2026. Rond dit rustgewas moet een vruchtwisseling worden gebouwd waarbij het rustgewas effectief kan worden ingezet als stikstofbinder, aaltjesbestrijder of bodemverbeteraar. Een uitgewerkte gewasrotatie voor meerdere jaren leidt tot een slim bouwplan waarmee mineralen effectief benut kunnen worden, ziektes beheersbaar zijn en de bodem de nodig tijd krijgt om te herstellen van rooivruchten. Zo’n slim bouwplan leidt tot rendement en dat is rendement die vast onderdeel is van de bedrijfsvoering.

Eiwitgewassen

Kiezen voor maatregelen die premiewaardig zijn binnen de eco-regeling, leidt tot keuzes die weleens tegendraads kunnen werken aan de keuzes voor een slim bouwplan. Een keuze voor eiwitvervangers lijkt interessant vanwege de premie gekoppeld aan voorgespiegelde verkoopprijzen. Dit jaar blijkt dat de markt voor eiwitvervangers ver is overvoerd en worden de begrote verkooprijzen bij lange niet gerealiseerd. Dan moet alleen de eco-vergoeding de kosten dekken. Dat is veelal niet voldoende. Te meer naar nu blijkt dat de voorgespiegelde vergoedingen niet gaan worden uitgekeerd omdat het totaalbudget overschreden is. 

Strategische keuzes

Naber benadrukt dat kiezen voor eco-regelingen gebaseerd op incidentele maatregelen vaak ten koste gaat van de lange termijn bedrijfsvoering. De keuze voor eiwitgewassen noemt hij als voorbeeld: “Wanneer eiwitvervangers interessant zijn in het bouwplan vanwege stikstofmineralenbeheer en er is een serieuze marktpartij dan is de keuze voor een eiwitgewas een strategische keuze in de bedrijfsvoering. De rendementen zullen dan op de lange termijn gemiddeld moeten worden. In dat geval is gebruik maken van de eco-regeling indien van toepassing uiteraard logisch en helpt de regeling om de relatief nieuwe teelt te ontwikkelen. Eenmalig een eiwitgewas telen omdat er subsidie is maar een onzekere afzet, is geen keuze voor een toekomstbestendige bedrijfsvoering.” Daarnaast vermeerderen veel eiwitgewassen vaak vervelende soorten alen en schimmels zoals Verticilium.

Administratieve kosten

Keuzes dienen gemaakt te worden op basis van de eigen bedrijfsvoering en de motivatie die een ondernemer heeft bij een bepaald bouwplan. Binnen vaste kaders zoals in de mestwetgeving moet dan een bedrijfsplan worden ontwikkeld. Pas daarna moet beoordeeld worden of vrijwillige keuzes voor Eco-regelingen onderdeel zijn van het bedrijfsplan. Beseft moet worden dat de administratieve kosten die moeten worden gemaakt om te voldoen aan Eco-regelingen vaak hoger zijn dan in eerste instantie begroot.

Eerst het eigen plan en dan aantrekkelijk regelingen er bij zoeken is de boodschap van Naber. En die boodschap sluit aan bij ondernemerschap dat verder kijkt dan het komende seizoen. 

  • Brons: € 60 x totaal aantal subsidiabele hectare
  • Zilver: € 100 x totaal aantal subsidiabele hectare
  • Goud: € 200 x totaal aantal subsidiabele hectare

Deel dit bericht