De teelt van bladgewassen in Nederland kent een stabiel areaal. De productieketen is professioneel en marktgeoriënteerd. De keten is overzichtelijk wat betreft aantal bedrijven: de bedrijven produceren grotendeels grootschalig. Echter de structuur van de keten is complex, zaadbedrijven, plantenkwekers, telers, exporteurs, groothandel, verwerkers, retail en buitenhuishoudelijke markt zijn schakels in de productieketen die elkaar beïnvloeden en in een aantal gevallen afwijkende productvariëteiten en afwijkende productspecificaties verlangen. 

Uitdagingen

De Nederlandse productie vindt plaats in de vollegrond vanaf februari t/m oktober. Er zijn een aantal uitdagingen in de teelt echter zijn twee uitdagingen leidend voor de toekomst van de teelt in Nederland. De eerste is de inzet van arbeid waarbij zowel beschikbaarheid als heffingsdruk de grote onbekende vormen. De tweede is de (on)zekerheid van de teelt. Op deze onzekerheid gaan we in het kader van deze PPS verder in.

Onzekerheid

De onzekerheid in de teelt wordt veroorzaakt door een ambivalente houding van de maatschappij: 

  • Enerzijds wil de maatschappij in de vorm van de marktvraag product zonder visuele schade. Onvolkomenheden, buitensorteringen productvreemde organismen zijn allemaal reden tot afkeur. 
  • Anderzijds wil de maatschappij een ‘duurzaam’ product dat regeneratief geteeld wordt waarbij de productie plaats vindt zonder gewasbeschermingsmiddelen.

Deze ambivalentie leidt tot een onmogelijke spagaat voor de gehele keten van bladgewassen om hoogstaande kwaliteit te leveren die met de huidige kennis niet kan worden gerealiseerd. Immers niet inzetten van gewasbeschermingsmiddelen leidt tot visuele schade en tot minder opbrengst. De inzet van natuurlijke vijanden leidt tot productvreemde organismen op het te verkopen product en de inzet van gunstige bacteriën en schimmels leidt tot hygiëne afkeur in de vers keten. 

N.B.: Overigens is de maatschappij in de vraag naar een productiesystemen zonder gewasbeschermingsmiddelen erg kortzichtig: gewasbeschermingsmiddelen kunnen zowel synthetisch als groen zijn een keuze wordt niet gemaakt. 

Onderzoeksprogramma

In de zoektocht naar een duurzaam en ‘groen’ teeltsysteem is in 2020 de PPS duurzame knolselderij en bladgewassen gestart. Centraal binnen deze PPS staat de zoektocht naar een compleet teeltsysteem. In de aanpak is gekozen om in de eerste jaren de onderdelen van het teeltsysteem te toetsen aan de hand van beschikbare kennis en maatschappelijke kaders. Daarbij is uitdrukkelijk samengewerkt met ketenpartijen zoals verwerkers/snijderijen. In deze

zoektocht is uitgebreid onderzoek gedaan naar de grootste teelttechnische problemen waaronder Bremia (valse meeldauw) en luizen. Er zijn meerdere onderzoeksrichtingen gekozen waarbij vervanging en aanvulling van ‘groene’ middelen is onderzocht maar ook high tech oplossingen zoals signaleren met cameratechniek en met behulp van voorspellingsmethoden. In de bijlage zijn de onderzoeken en de resultaten te lezen.

Krakkemikkig

Helaas hebben de onderzoeken in de afgelopen 4 jaar niet geleid tot bouwstenen voor een deugdelijk laat staan duurzaam teeltsysteem. De bouwstenen zijn onvoldoende of zelfs krakkemikkig. Een teeltsysteem bouwen op basis van deze bouwstenen leidt tot een risicovolle teelt. De risico’s zijn als volgt:

  • Kwaliteit en productspecificaties kunnen slechts in een beperkt deel (10%) van de producten worden gerealiseerd
  • Oogstvolume kan slechts in 25% van de gevallen worden gerealiseerd.
  • Misoogsten nemen toe waardoor in de perioden februari – oktober minimaal twee maanden geen product beschikbaar is. Let wel niet beschikbaar is ook niet beschikbaar van slechte kwaliteit.

N.B.: Overigens zijn de uitdagingen in Europa niet wezenlijk anders dan in Nederland. Verdwijnen van Nederlandse productie betekent niet invullen in de rest van Europa. Verdwijnen van productie uit Nederland is verdwijnen van de productie uit Europa.

Zoektocht

De zoektocht naar duurzame teeltmethoden wordt gevoeld door de bladgewassensector en belangrijker nog de sector pakt de handschoen op en investeert in de afgelopen vier jaar meer dan 1 miljoen euro in onderzoek. Belangrijkste les is dat er niet een ander systeem moet worden ontwikkeld maar een systeemsprong moet worden gemaakt. Een sprong naar een productiemethode met een zekere output met zo weinig mogelijk input. 

Deze systeemsprong vraagt een herdefiniëring van het teeltsysteem én herdefiniëring van de keten. Daarbij is ook de ambivalentie van de maatschappij een belangrijk kader. De sector heeft expertise nodig voor systeemverandering en zal deze ook inzetten. Maar belangrijker is dat de sector tijd nodig heeft. Tijd om de systeemsprong te kunnen maken zonder dat er onherstelbare fouten worden gemaakt. En onherstelbare fouten liggen op de loer:

  • Rucksichtloos efficiënte beheerssystemen verbieden met een milieubelastend alternatief als resultaat zoals bij het verbod op zaadcoating is gebeurd.
  • Geen mogelijkheden geven voor efficiente en selectieve middelen waardoor een alternatief breedwerkende insecticide wordt ingezet in geval van Spirotetramat waarbij een politieke discussie tussen Bayer en de EU resulteert in middelen die natuurlijke vijanden. Doden
  • Vasthouden aan aanvoernormen als sturingsmodel voor bodemvoorraden voor teelten die in de top van de groei worden geoogst. De nitraatactieprogramma’s ontkennen de behoefte van stikstof voor een goede kwaliteit productie.
  • Lippendienst voor de inzet van ‘groene’ oplossingen zonder de wettelijke kaders in te richten. 
  • Onrealistisch beeld over marktpotentie en productstromen: Nederlandse sla wordt niet geteeld voor de export maar voor Noord-West Europa in de zomer. In de winter importeren we vanuit Zuid-Europa. Marktontwikkeling en productstromen kennen een nauwkeurig op elkaar afgestemd evenwicht waarbij de krachten van klimaatzones, teeltmogelijkheden en infrastructuur bepalen waar, wanneer welke teelt plaats vindt.
  • Ontkennen van jarenlange kennis en kunde in de vorm van vakmanschap door rigide teeltmaatregelen op te leggen die leiden tot een papieren werkelijkheid. Kalenderlandbouw biedt enkel en alleen maar kansen voor controleurs. 
  • Keuze voor een enkele transitieroute in de vorm van biologsiche landbouw. Biologisch is een fantastisch mooi teeltsysteem voor een aantal duurzaamheidsaspecten maar is zwaar nadelig voor andere duurzaamheidsaspecten (grondgebruik, energie). De kaderstelling moet zijn het uitwerken van meerdere transitiepaden. De keuze voor biologisch is Path Defined een no go in innovatieprocessen.

Inmiddels zijn de fouten nauwelijks nog te herstellen. Productiepotentie in de vorm van oogstpercentages lopen achteruit. Dat betekent dat er meer grond nodig is om dezelfde productie te realiseren. 

Masterplan

De bladgewassen keten is bereid om de handschoen op te pakken en herdefiniëring van het teeltsysteem en de keten uit te werken en te onderzoeken als onderdeel van meerdere transitiepaden. Daarvoor ontwikkelt de bladgewassenketen een agenda genaamd: “Sla in 2035” Maar alleen binnen de volgende randvoorwaarden:

  • Gewasbeschermingsmiddelen beleid blijft onaangeroerd tot 2030
  • Bemestingsnormen blijven ongewijzigd tot 2030
  • Kartelwetgeving wordt geparkeerd voor activiteiten in het masterplan “Sla in 2035”
  • Overheid creëert maximale samenwerking en medewerking van onderzoeksinstellingen en universiteiten
  • Sectorgenoten die zich committeren in het masterplan krijgen de mogelijkheid om risico’s te verzekeren
  • Communicatie naar de keten van bladgewassen loopt altijd via het masterplan

De bladgewassenketen komt voor 1 juli met een agenda en een plan van aanpak voor onderzoek, communicatie en een zuivere stip op de horizon. Commitment aan de randvoorwaarden van de overheid is noodzakelijk om de productie van verse onbewerkte groenten van dichtbij te kunnen blijven realiseren in Nederland.

Deel dit bericht