Water heeft invloed op het spuitresultaat

Filterverstoppingen, onvoldoende opgeloste en gemengde bestrijdingsmiddelen, slechtere efficiëntie, instabiele spuitvloeistof en de afbraak van de werkzame stoffen kunnen toenemen, vooral bij gebruik van hard en koud water. Extreem zuur of basisch water tast echter ook de spuitvloeistof aan. Dit betekent dat in veel gevallen de bevochtiging van de doeloppervlakken en de effectiviteit van de gewasbeschermingsmiddelen kan verslechteren.

Voor agrariërs die kraanwater uit het openbare waterleidingnet gebruiken, zijn storingen vaak zeldzamer en kunnen zij aanvullende informatie over de waterkwaliteit krijgen van de waterleverancier (meestal zacht maar in individuele gevallen ook hard). Omdat bronwater vaak hard kan zijn, moet de vraag worden opgehelderd door middel van een onderzoek, bijvoorbeeld met teststrips of geschikte meetsets (bijv. speciaalzaken, eventueel drogisterijen) of nauwkeuriger, bijvoorbeeld bij de LUFA (ca. 70 euro) om de juiste kennis van de componenten (Ca, Mg, enz.) en de hardheid van het water te verkrijgen. Verdere bevindingen van ijzer en nitraat kunnen extra negatieve invloeden veroorzaken (bijv. filterverstopping).

De hardheidsgraad van het water wordt bepaald door het gehalte aan calcium- en magnesiumionen. Wat de classificatie betreft, zijn er in Duitsland drie hardheidsbereiken, namelijk “1” (zacht, < 8,4° dH), “2” (gemiddeld, 8,4 tot 14° dH) en “3” (hard, > 14° dH ) onderscheiden.

Er is geen correlatie tussen pH en waterhardheid. Zeep schuimt bijvoorbeeld niet goed in hard water omdat het onoplosbare calcium- en magnesiumzouten vormt. Technische mogelijkheden om de waterhardheid te beïnvloeden zijn zeer kostbaar. Enerzijds kan dit met een complexe waterontharding door het verwijderen van kalk- en magnesiumionen, of met behulp van omgekeerde osmose-installaties, waarbij de hardheidscomponenten nitraat en kiezelzuur worden uitgefilterd met behulp van een membraan. Bij zeer hard, kalkhoudend water bereiken laatstgenoemde systemen door verstopping van het membraan hun grenzen en zou er ook stroomopwaarts een onthardingssysteem moeten worden geïnstalleerd. 

In de meeste gevallen niet haalbaar – maar ideaal – zou het gebruik van regenwater zijn. Dit is meestal zacht, niet zo koud en met een pH-waarde van rond de pH 5 tot 8. Bronwater kan vaak hard zijn, maar is meestal erg koud (bijv. 3 – 5° C) en licht zuur tot basisch.

Zuigen uit oppervlaktewater is geen goede praktijk. Daarnaast bevat het water uit de sloot diverse zwevende stoffen (klei, organische stoffen) die moeilijk of niet volledig kunnen worden uitgefilterd. Aangezien deze natuurlijke stoffen actieve ingrediënten in gewasbeschermingsmiddelen kunnen binden, kan een vermindering van hun effectiviteit niet worden uitgesloten.

In de spuitvloeistof is de invloed van de pH-waarde op het mengen en aanbrengen waarschijnlijk niet zo doorslaggevend als de waterhardheid. De zuurgraad (pH-waarde) geeft de H+-ionen in een oplossing aan en de definitie in water varieert van sterk zuur (pH 0) tot neutraal (pH 7) tot sterk basisch (pH 14). Van veel bestrijdingsmiddelen wordt gezegd dat ze het meest effectief zijn rond een pH-waarde van 6,5. Dit kan echter niet als vuistregel worden gebruikt.

Een actieve invloed op de zuurgraad kan bijvoorbeeld worden bereikt met de “WaterXTR” van Homburg door gerichte toevoeging van kooldioxide (CO2). Volgens de fabrikant moet het water ook worden gemagnetiseerd.

De huidige gewasbeschermingsmiddelen zijn zo ontwikkeld dat de stabiliteit van de spuitvloeistof gegarandeerd is ongeacht de pH-waarde van het water. Dit wordt bereikt door buffersystemen die met behulp van zwakke zuren of basen waterstofionen tot op zekere hoogte kunnen opnemen of afgeven. De buffersystemen werken het beste in hard water, zo blijkt uit testen van de Plantenziektekundige Dienst. Met de verschillende gewasbeschermingsmiddelen en vooral bij mengsels kan niet alleen de pH-waarde veranderen, maar ook de algehele stabiliteit van de spuitvloeistof in gevaar komen (bijv. uitvlokking, fytotoxische reacties). Typische pH-waardeverlagers zijn bijvoorbeeld citroenzuur, SSA, preparaten die ethefon bevatten (Cerone 660, Camposan) of morfoline (fungicidegroep). Na boraat, solubor of natronloog verhogen daarentegen de pH-waarde. De sulfonylurea spelen hier een bijzondere rol. Deze lossen het veiligst op in een alkalische omgeving.

Deel dit bericht